Zoeken in deze blog

maandag 25 maart 2024

Landkaarten?

Grappig, een boek met de titel Landkaarten voor pinguïns en andere reizende dieren, waarin pal na de inhoudsopgave al wordt uitgelegd dat dieren hun weg vinden zonder landkaarten. Ze hebben die niet nodig:

Dieren vinden hun weg zonder landkaarten, gps, kompas, straatnaamborden of andere dingen die wij nodig hebben om niet te verdwalen.

Ze vinden de weg uit hun hoofd. Vroeger hadden we het over instinct, maar dat zetelt net zo goed als het geheugen en het leervermogen in het brein. Zelfs bij insecten zit het beetje brein dat ze hebben in hun hoofd, niet in hun poten of armen, en naast de honingbij en de monarchvlinder beschrijft dit boek enkel reizen van gewervelde dieren: achtereenvolgens keizerspinguïn, Bengaalse tijger, bultrug, ringstaartmaki, boerenzwaluw, Afrikaanse olifant, soepschildpad en wolf.
 
Als deze beesten inderdaad behoefte hadden aan landkaarten, zou het nut van de kaarten in het boek betrekkelijk zijn. Al helemaal voor de bultrug en de soepschildpad, die dan immers eerder iets aan een zeekaart zouden hebben. (De Engelstalige editie heeft dan ook simpel maps in de titel.) 
Op de kaart voor Bengaalse tijgers staan bijvoorbeeld alleen plukken gras, een groepje bomen, een oever en wat andere soorten beesten afgebeeld, met wat stippellijnen als territoriumgrenzen. Uit een inzet wordt duidelijk dat het om 'Rajasthan, India' gaat, we worden geacht te weten wat Rajasthan is. In het tekstje wordt beweerd dat hier 

het territorium van een Bengaalse tijgerin en haar welpen te zien is in Ranthambore National P:ark in India, met eromheen het territorium van een tijgermannetje.
 
Mannetje? Het beest kan tot 250 kilo zwaar worden, meldt een andere inzet.
Als het om reizen gaat zijn deze tijgers een slecht voorbeeld want ze reizen niet, hooguit trekt die tijgerman soms het gebied van de tijgervrouw in. Dan gaan ze 'paren' en daar komen dan doorgaans nieuwe tijgertjes van. Hoe dat 'paren' eraan toegaat wordt niet beschreven, ja zeg, het is geen seksuele voorlichting.
 
 
 


Nee, dan de boerenzwaluw. Die kaart herkennen we van de schoolkaart. Dit is Afrika, met bovenin Europa en ergens rechts Klein-Azië. De zwaluw zou er zijn weg niet mee vinden, want er staat niet veel meer op dan wat piramiden en beesten, maar de lezer ziet goed welke afstanden de boerenzwaluwen globaal afleggen. 

De kaarten in dit boek zijn dan ook niet voor de pinguïns, maar voor de lezers. De titel is dus een beetje dom, ook in de oorspronkelijke editie, maar het boek biedt de lezer wel enig inzicht in de verplaatsingen van de tien geportretteerde dieren. Jammer dat de stijl van de illustraties een jongere leesleeftijd (pakweg 6+) vooronderstelt dan de tekst (pakweg 9+), een euvel dat meer van dit soort documentaire prentenboeken kenmerkt.
Bovendien is de tekst wellicht wat haastig vertaald en/of geredigeerd. Om bij die boerenzwaluwen te blijven, op een volgende pagina staat een tekstinzet onder de kop 'Een prachtige tocht'. 
 
Zwaluwen die in het Verenigd Koninkrijk broeden, maken een reis van 10.000 kilometer die ongeveer zes weken duurt. Daarbij maken ze gebruik van het magnetisch veld van de aarde. Ze vliegen gemiddeld met een snelheid van zo'n 32 kilometer per uur en kunnen dagelijks wel 300 kilometer afleggen. Ze reizen over land en zee, over woestijn en regenwoud. Het is een uitputtende reis, en sommige vogels halen het niet. Hun eindbestemming, waar ze de komende vier of vijf maanden zullen blijven, is Zuid-Afrika.
 


Verenigd Koninkrijk? Gemiddelde snelheid van 'zo'n 32'? Er zal 20 mijl per uur hebben gestaan en zo'n 30 kilometer zou een betere vertaling zijn geweest. Het zou verder een kleine moeite geweest zijn het Verenigd Koninkrijk te vervangen door hier, in het midden latend of dat België of Nederland is.
Zuid-Afrika? De Vogelbescherming meldt: 'De boerenzwaluwen die in Nederland broeden, overwinteren in West- en Centraal-Afrika, ruwweg het gebied tussen Ivoorkust en Angola.'
De website boerenzwaluw.nl meldt: 'De hoofdtrekrichting van de Europese boerenzwaluwen is pal zuid. Vogels uit West-Europa  – waartoe ook onze vogels behoren – trekken via Spanje naar Afrika. Ze steken daar de Middellandse Zee over en een groot deel volgt de Atlantische kust. Een kleiner deel steekt schuin de Sahara over en vliegt via Mali naar landen als Ghana en Nigeria. Typisch is dat de Ierse en Britse broedvogels verder doorvliegen en voornamelijk overwinteren in Zuid-Afrika.' Niks Zuid-Afrika voor onze zwaluwen. Niks 10.000 km. En het is wat vreemd om zo'n 'uitputtende reis' (dat is waar) te voorzien van een kop als 'Een prachtige tocht'.

In de tekstinzet daarboven is sprake van een 'Engelse zomer'... en dat Verenigd Koninkrijk duikt nog twee keer op. Wel fijn voor de aardrijkskundeles: weten onze leerlingen waar dat ligt en waarom het zo heet? Nou ja, misschien hebben ze met hun moeder naar The Crown gekeken.
 

O.k., nog zo'n dingetje. De 'landkaart voor Afrikaanse olifanten' toont niet Afrika, maar twee namen, Mali en Burkina Faso. Ook fijn voor de aardrijkskundeles, net als Rajasthan (zie boven), maar gelukkig is er een rond inzetje dat wel Afrika toont, met een rode vlek die verwijst naar een naambordje met diezelfde namen.
Dat suggereert dat Afrikaanse olifanten alleen daar voorkomen.
De enige tekst die zou moeten suggereren dat ergens anders ook van die beesten rondlopen is deze.

Afrikaanse olifanten zijn de grootste landdieren op aarde. Deze kudde leeft in de Sahel, in Mali en Burkina Faso. Als de seizoenen veranderen, maken ze een rondreis van wel 500 kilometer op zoek naar voedsel en water.

Als de seizoenen veranderen? Bedoeld wordt verandering van het weer, veroorzaakt door de afwisseling van het droge seizoen en het regenseizoen, blijkt uit overige tekstjes in de kaart. Die heeft een heuse legenda: symbolen voor 'kleine stad' (1 hut), 'grotere stad' (2 hutten), 'meerdere stadjes' (3 hutten), 'meer', 'drinkplaats', 'berg' en 'weg'. Er is maar één weg en je zou haast denken dat het de grens is, zeker als je er een echte kaart bijhaalt. In de linkerbovenhoek is een meer (het Banzena-meer), rechtsboven en linksonder zijn drinkplaatsen, er is 1 plek met 'meerdere stadjes' (met een naam: Inadiatafane), 1 'grotere stad' en 1 'kleine stad'. Verder toont de kaart naast olifanten allerlei andere soorten beesten en één boerin, en bomen. 
Heerlijk onoverzichtelijk. 
Maar het idee is dat de olifanten rondtrekken om voedsel en water te vinden - en dat klopt.
 


Enfin, zo vond ik het wel even genoeg. Conclusie: een slordig boek, met illustraties als in een prentenboek voor kleuters en teksten die een redelijke leesvaardigheid vergen, pakweg 8+. Hoe kleurig het bij doorbladeren ook oogt, het is het allemaal net niet, al steek je er hier en daar best wel iets van op, aangenomen dat de geboden informatie klopt - wat hier en daar dus twijfelachtig is. Een missertje - en dat begint al bij de titel.

Turner, Tracey, en Hui Skipp. Landkaarten voor pinguïns en andere reizende dieren. Vertaling Steven Blaas. Lemniscaat, 2023. ISBN 978 90 477 1568 9, 48 p. Oorspr.: Maps for Penguins and Other Traveling Animals. Raspberry Books, 2022.
 
Met excuses voor de prenten, die iets bijgesneden zijn. Het boek is net wat breder dan A4. 

zaterdag 23 maart 2024

SGKJ heft zich op

De Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur was op zoek naar nieuwe bestuursleden, zie onder of hier, en heeft die niet gevonden, blijkt uit een nieuw bericht, ontvangen op 22 maart. Daarin wordt aangekondigd dat deze stichting per 1-1-2015 wordt opgeheven. Het bestuur hoopt 'van harte' dat de belangstelling voor de geschiedenis van het kinderboek ('kinder- en jeugdliteratuur') blijft bestaan.
Einde van de studiedagen, hoewel die van 12 april nog gewoon doorgaat, einde van de excursies. Het zij zo.
Wordt dus naar alle waarschijnlijkheid niet meer vervolgd.

dinsdag 19 maart 2024

Liefhebbers van oude kinderboeken worden steeds ouder

Ruim een maand geleden ontving ik een bericht van de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur (SGKJ). Onderwerp: 'toekomst SGKJ'.
'Door het ontbreken van nieuwe bestuursleden ziet de toekomst van de SGKJ er op dit
moment helaas weinig rooskleurig uit. In bijgaande brief leest u daar meer over, met daarbij
het verzoek met ons mee te denken over de ontstane situatie.' 

Uit de brief, ondertekend door voorzitter Janneke van der Veer:

Namens het SGKJ-bestuur vraag ik uw aandacht voor het volgende.
Vanaf 2019 maken Toin Duijx en ik deel uit van het bestuur van de SGKJ, Toin in de functie van penningmeester, ik nam het voorzitterschap op me. Bij ons aantreden hebben we allebei aangegeven dat we de functies vijf jaar wilden bekleden. 
Die vijf jaar zijn bijna voorbij. 
Concreet: op 1 juli 2024 treed ik af als voorzitter en op 1 januari 2025 stopt Toin als penningmeester en als redacteur van het tijdschrift SGKJ-Berichten. Er komen dit jaar dus twee bestuursfuncties vacant, functies waarbij het niet alleen gaat om specifieke bestuurlijke vaardigheden, maar ook om het hebben van een relevant netwerk en inhoudelijke expertise waaruit geput kan worden bij de organisatie van studiedagen en excursies.
 
[...]
 
Mocht er op 15 maart 2024 geen zicht zijn op een nieuwe voorzitter en penningmeester, dan zullen helaas stappen moeten worden ondernomen om de SGKJ per 1 januari 2025 op te heffen.

Duidelijke taal.
Het is nu 19 maart 2024. Er kwam een excursie voorbij en de aflevering voorjaar 2024 van SGKJ-berichten. De excursie ging naar de tentoonstelling ‘Een heidens karwei’, een verzameling oude kinderboeken bedoeld voor de zending, met name in Suriname, in het museum Het Hernhutter Huis te Zeist. Dat museum is gewijd aan de geschiedenis van de Evangelische Broedergemeente en het Zeister Zendingsgenootschap - dat met name in Suriname actief is geweest, vandaar. Hieronder twee treffende voorkanten. Het is het soort boekjes dat wat betreft kunstzinnigheid niet zo hoog scoort, maar wel veel vertelt over Nederlands koloniale geschiedenis en de geschiedenis van de zending. Jammer dat we er niet in konden bladeren.
 
 
De koloniale tijd scoort dezer dagen sowieso hoog bij de SGKJ, want de voorjaarseditie van de SGKJ-berichten bevat bijdragen op basis van de op 10 november 2023 gehouden studiedag over 'koloniale jeugdboeken vanuit hedendaags perspectief'. En dat zijn best interessante bijdragen, waarin allerlei uitgaven over het voetlicht worden gebracht die daar anders nooit overheen zouden zijn gekomen. Zoals het Journaal eener Oostindiesche reis van de negenjarige (!) Anna Abrahamsz (1848), De commandant van de negerjagers van J.H. van Balen (1890), de Oehoehoe-serie van Nynke van Hichtum en zo nog wat, tot en met (recenter) uitgaven met verhalen over Anansi, zoals die van Iven Cudogham, zie ook hier.

Toekomst SGKJ?
Zowel tijdens de excursie als in de recente berichten (vandaag per post) en de website geen woord over het al dan niet voortbestaan van de SGKJ. Zowel in de berichten als op de website wordt de volgende studiedag aangekondigd: 12 april, over 'beeld- en beeldvorming, illustraties in oude kinderboeken'. Kost € 15,- per persoon voor donateurs en € 20,- voor niet-donateurs.
 
Mogen we hieruit afleiden dat de noodoproep succes had en de vacatures toch zijn vervuld? Of dat men minstens 'in gesprek' is, zoals dat heet?
Ik hoop het. Hoewel de donateurs voor zover aanwezig op studiedagen en excursies duidelijk gemiddeld steeds ouder ogen en het dus denkbaar is dat de club vroeg of laat uitsterft, moet er toch talent onder zijn. Onderschat de senioren niet (zie ook hier). Het zou toch jammer zijn als een aardige club van enthousiaste liefhebbers als de SGKJ zou sneven door gebrek aan bestuursleden.
Wordt vervolgd.

maandag 18 maart 2024

Aankomende leerkrachten

Stichting Lezen doet met partners al jaren onderzoek naar leesbevordering op school, als deel van het leesbevorderingsprogramma De Bibliotheek op school.

De Bibliotheek op school maakt deel uit van een doorgaande lijn binnen het OCW programma Tel mee met Taal. BoekStart vormt het begin van deze beleidslijn, gevolgd door de Bibliotheek op school basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De aanpak wordt gemaakt en gefinancierd door de KB (Koninklijke Bibliotheek) en Stichting Lezen, in samenwerking met het programma Kunst van Lezen en de Stichting Samenwerkende Provinciale Ondersteuningsinstellingen Nederland.

Des te urgenter nu uit peilingen blijkt dat het niet zo goed is gesteld met lezen op school. Zie alleen al in dit blog hier, hier, hier en hier.
Citaat uit een persbericht d.d. 18-3:

In 2023 werd de Monitor de Bibliotheek op school pabo voor de vierde keer afgenomen. Aan de Monitor deden 1.403 studenten, 258 docenten en 12 bibliotheekmedewerkers mee. In 2022 waren dat respectievelijk 1.200 studenten, 200 docenten en 15 bibliotheekmedewerkers. Inmiddels doen ruim twintig pabo-locaties mee aan de Bibliotheek op school.

Resultaten van de Monitor:
-   Studenten gaven zichzelf in 2023 gemiddeld een 6,0 voor hun kennis over kinderboeken en jeugdliteratuur. In 2022 was dat gemiddeld een 6,3.
-   In 2023 las 49% van de studenten minstens 1x per maand of vaker kinderboeken en jeugdliteratuur zonder dat het verplicht is.
-    Pabo-studenten zouden met name meer willen weten over de leesmotivatie van kinderen en over activiteiten die je in de klas kunt doen met leesbevordering.
-    De leesactiviteiten die studenten vaak uitvoeren in de stageklas zijn voorlezen, vrij lezen en leerlingen met elkaar laten spreken over boeken.
-    Van de deelnemende pabo-docenten vindt iets minder dan de helft het leesvaardigheidsniveau van zijn of haar studenten niet voldoende.
-    De taaldocenten waarderen aandacht voor kinder- en jeugdliteratuur met een 9,4, docenten van andere vakken waarderen dat met een 8,5.
-    De helft van de taaldocenten besteedt in ieder college aandacht aan kinderliteratuur. Van de docenten van andere vakken doet 74% dat zelden of nooit.
-    Taaldocenten waarderen hun eigen voorbeeldgedrag op leesgebied met een 7,8.


De 'samenvatting Resultaten Monitor de Bibliotheek op school pabo 2023-2024' (lekkere mondvol) staat in de toolkit Monitor/Beroepsonderwijs/Beleid.
Wie dat aanklikt krijgt het volgende inleidende tekstje te lezen:

Tools voor de monitorcoördinator ten behoeve van het op strategisch niveau informeren over de monitor. Daarnaast vind je hier tools voor de leesconsulent ten behoeve van het jaarlijks introduceren, ondersteunen en analyseren van deze meting. 

Brrr. Geen aanmoediging om meer met taal te doen. Tools? In my house they are in a tool box, not in a kit. Maar wij hebben thuis nog gewoon een gereedschapskist. Langer woord, toegegeven. Bovendien gaat het om iets Heel Belangrijks, 'het op strategisch niveau informeren over de monitor'. Wel fijn dat dit nog wordt overgelaten aan de leesconsulent, niet aan de reading advisor, de Reader's Advisory, o.i.d.
Maar nuttig is dit alles natuurlijk wel. In een omgeving waarin ook leerkrachten en schooldirecties steeds minder lezen, is zo'n leesconsulent broodnodig. De helft van onze aankomende leerkrachten leest dus enkel een kinderboek als het verplicht is! Wat een armoede.

Misschien ligt het antwoord in Estland. Een reportage in de Volkskrant 18-3-2024, 'Waarom kunnen die Estse leerlingen toch zo goed lezen?', door Arnout le Clercq, over het leesonderwijs in dat land geeft een suggestie.

De jongste leerlingen van de Raatuuse-school in Tartu rennen kriskras door het gangpad, naar de teksten over dieren die aan de muur hangen. Tussen de zinnen speuren ze naar antwoorden op de vragen van een kruiswoordpuzzel. ‘Waar leeft het wilde zwijn?’, vraagt de 8-jarige Kaisa hardop en gaat met haar vinger langs de tekst. ‘In het bos.’ Hebbes. Met wapperende paardenstaart snelt ze naar de computer om het antwoord in te vullen. Vandaag gaat het over dieren die in Estland te vinden zijn: vossen, wolven, otters, zwijnen. Maar haar lievelingsdier staat er niet tussen, zegt Kaisa met lichte teleurstelling. ‘Dat is de giraf.’
 
Dit is het Estse (lees)onderwijs in een notendop, zegt leerkracht Kristiina Pavlenko, die groep 2, met 8- en 9-jarigen, onder haar vleugels heeft. De kinderen bewegen en leren met computers omgaan. Maar het belangrijkste: ze halen spelenderwijs de betekenis en antwoorden op specifieke vragen uit langere teksten. Sommigen iets vlotter, zoals de pijlsnelle Kaisa, anderen iets langzamer. Maar dat is niet erg, zegt Pavlenko. ‘Neem de tijd, maak het leuk. Het belangrijkste is dat ze het plezier in lezen niet verliezen. Cijfers geven we niet, dat is slecht voor de motivatie.’

Toch is er geen pasklaar recept, aldus Maria Jürimäe, die aan de universiteit van Tartu onderzoek doet naar leesonderwijs en geletterdheid.
Estland is Nederland niet, de vanzelfsprekendheid waarmee hier al eeuwenlang Nederlands in allerlei varianten wordt gesproken gaat niet op voor het Estlands.

‘Onderwijs is sinds de 19de eeuw een manier voor Esten om te emanciperen’, legt Jürimäe uit. ‘Al die tijd is het Ests blijven bestaan, cultuur is ons geheime wapen. En daarom kunnen we ons niet veroorloven ook maar één leerling achterop te laten raken.'
 
De vergelijking met het hier oprukkende Amerikaans-Engels doemt op, maar dat ligt toch net even anders. Ten eerste is het niet verboden om je eigen moerstaal te gebruiken en wordt het ook niet als minderwaardig beschouwd, ten tweede lijken Engels en Nederlands dermate op elkaar dat Engelse termen moeiteloos worden opgenomen en eventueel vernederlandst in uitspraak en vervoegingen. (Lekker samen gamen of chillen.) Men zou het als verrijking kunnen beschouwen, zoals het Engels zelf ooit zowel Franse als Scandinavische termen opnam en het Nederlands ooit Franse en Duitse woorden overnam. Zo betekent een toolkit tegenwoordig dus net iets anders als een gereedschapskist.
Dat geldt minder voor het Estisch, een aan Fins verwante taal, en de talen van overheersers als Duits, Zweeds en Russisch. Geen schrijver die dat beter in beeld heeft gebracht als Jaan Kross, bijvoorbeeld in Kolme katku vahel (Tussen drie plagen). 

Neemt niet weg dat we iets kunnen leren van het Estse onderwijs. Niet alleen de inrichting ervan, ook de wijze waarop men daar de eigen taal koestert.
Slordigheid speelt hier te lande een zekere rol, ook in het taalgebruik van onderzoekers.
Want is het nu 'kinderboeken en jeugdliteratuur', 'kinder- en jeugdliteratuur' of 'kinderliteratuur', beste persberichtschrijver?

vrijdag 15 maart 2024

Ode aan bomen

Let op de senioren, zij worden nogal eens onderschat, zelfs als ze titels als senior officer of senior consultant en zo dragen - hoewel die juist vaak worden overschat, zoals geldt voor veel mannen in blauwe kostuums met stropdas en gepoetste schoenen en een grote bek. Hopelijk weet bijvoorbeeld Joe Biden dit jaar waar te maken dat hij wordt onderschat en zien veel Amerikaanse kiezers in dat Donald Trump wordt overschat.

Neem nu Michael Morpurgo, geboren 1943 en hopelijk still going strong, hoewel het nieuws op zijn website eindigt in 2023, rond het verjaardagsfeest in Gillian Lynne Theatre, Londen. Enig snuffelen op internet leert dat hij in 2024 echter wel actief was, bijvoorbeeld om World Book Day op 21 februari jl. mee te vieren.
'He has written over 150 books, has served as Children’s Laureate, and has won many prizes, including the Smarties Prize, the Writers Guild Award, the Whitbread Award, the Blue Peter Book Award and the Eleanor Farjeon Lifetime Achievement Award. With his wife, Clare, he is the co-founder of Farms for City Children. Michael was knighted in 2018 for services to literature and charity', aldus die website.

Sir Michael Andrew Bridge Morpurgo OBE FRSL FKC DL (né Bridge; 5 October 1943) is het schrijven nog niet zat.
Zo verscheen in 2023 My Heart Was a Tree, Poems and Stories to Celebrate Trees, met illustraties van Yuval Zommer. Typisch zo'n boek waarvan je je kan afvragen wie met het idee kwam, de auteur of de illustrator. Of een uitgever (bij MacMillan). Het antwoord is me onbekend.

Het boek opent na de inleiding met een gedicht van Ted Hughes, 'My Own True Family'.

Once I crept in an oakwood – I was looking for a stag.
I met an old woman there – all knobbly stick and rag.
She said; 'I have your secret here inside my little bag.'

Then she began to cackle and I began to quake.
She opened up her little bag and I came twice awake –
Surrounded by a staring tribe and me tied to a stake.

They said: 'We are the oak-trees and your own true family.
We are chopped down, we are torn up, you do not blink an eye.
Unless you make a promise now – now you are going to die.

'Whenever you see an oak-tree felled, swear now you will plant two.
Unless you swear the black oak bark will wrinkle over you
And root you among the oaks where you were born but never grew.'

This was my dream beneath the boughs, the dream that altered me.
When I came out of the oakwood, back to human company,
My walk was the walk of a human child, but my heart was a tree. 

In de vertaling die dit jaar bij Lemnicaat verscheen:

Eens sloop ik door een eikenbos - spiedend naar een hert.
Ik trof daar toen een oude vrouw - knobbelig, verlept.
Ze zei: ''t Is jouw geheim dat ik hier in mijn buidel heb.'

Ze kakellachte luid toen ze haar buidel opentrok.
Ik bibberde van angst, 't was of ik dubbel wakker schrok - 
een kring van schimmen sloot me in en ik zat vast aan een stok.

'Wij zijn de eiken,' zeiden ze, 'je oereigen familie
We worden met geweld geveld, maar, ach, dat boeit je niet.
Dus óf je moet nu sterven, óf je belooft nu iets.

Als je een eikenboom ziet vallen, plant er twee, zweer het meteen.
Zweer het of zwarte eikenschors komt schubbend om je heen
en steekt je bij ons in de grond, voor altijd onvolgroeid, alleen.'
 
Dit droomde ik daar onder 't loof, ingrijpend was de droom.
Toen ik het eikenbos verliet en weer opging in de stroom,
liep ik lichtvoetig als een kind, maar mijn hart was een boom.
 
Bij mijn weten is dit de eerste vertaling in het Nederlands en ik vermoed dat Margaretha van Andel er behoorlijk op heeft zitten zwoegen. Met goed resultaat!
 

 
De vertaling van het boek heet Mijn hart was een boom, verhalen en gedichten, een ode aan de bomen. Als Margaretha de verhalen en gedichten van Michael Morpurgo die de rest van het boek vullen met dezelfde zorg heeft vertaald als dat openingsgedicht van Ted Hughes, heeft ze goed werk verricht. 
Het laat zich in ieder geval goed lezen.

Hoe dat openingsgedicht in het boek kwam beschrijft Michael Morpurgo in zijn inleiding.

De gedichten en verhalen in dit boek kon ik schrijven omdat ik zo'n beetje elke dag een wandeling maak achter mijn huis, in het bos, waar de wilde hyacinten bloeien. Ik ken elke boom die ik voorbijloop. Ze horen het als ik eraan kom, ze luisteren naar mij. Ik luister naar hen, naar het fluisteren, ruisen, kraken.

[...]

En voor mij is er één gedicht over bomen dat meer zeggingskracht heeft dan alle andere gedichten die ik ken. De geweldige dichter die het schreef, Ted Hughes, wandelde in mijn hyacintenbos, raakte dezelfde bomen aan, luisterde naar hen, schreef voor hen.

[...]
 
Zo dus. 
 


De verhalen laten zich goed voorlezen, de gedichten zouden zelfs prettig op muziek gezet kunnen worden, compleet met refreinen, zie bijvoorbeeld 'Elke dag, mijn leven lang' op p. 32-34. Geen ervan overtreft dat van Ted Hughes.
Yuval Zommers bomen en blaadjes zijn stijlvol, maar de dieren komen er bekaaid vanaf, naar mijn smaak.
 

Morpurgo, Michael, en Yuval Zommer. Mijn hart was een boom, verhalen en gedichten, een ode aan de bomen. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1575 7, 94 p. Oorspr.: My Heart Was a Tree, Poems and Stories to Celebrate Trees, Macmillan, 2023. 

NB. Puur toeval natuurlijk, dat ik de avond voor ik deze recensie schreef de mooie film van Margreth Olin over haar vader zag, Songs of Earth. Een ode aan haar vader, aan de natuur - met die spar! Met prachtige muziek van Rebekka Karijord.

donderdag 14 maart 2024

Lekker zoete recepten achterin debuut

Beetje merkwaardig debuut, maar het is er echt een. Lucas Eden woont en werkt volgens zijn dankwoord in Engeland, het verhaal speelt zich af in een denkbeeldige Engelse kustplaats, maar het is toch echt in het Nederlands geschreven en gepubliceerd. 
Eden werkt aan de Newquay Junior Academy, een openbare basisschool, en ik vermoed dat die denkbeeldige plaats Silverdale een beetje lijkt op Newquay. Een kuststadje met stranden, waar weer of geen weer 's zomers badgasten verkeren. In het verhaal regent het niet of haast niet, in werkelijkheid zal het er regelmatig regenen. Er moet dus ander vertier zijn, op de kaart zie ik dat Newquay een aquarium heeft. In Silverdale vaart er een replica van een negentiende-eeuwse stoomboot heen en weer. 

Kunstzinnig gezien is het geen opzienbarend debuut, het verhaal is er een van dertien uit een dozijn, categorie kinderen-lossen-volwassenenprobleem-op. Subcategorie: een snufje magie, precies de titel. Want hoofdpersoon Jula vindt een boek met toverspreuken die alleen zij kan lezen en gebruiken. Ze blijkt een 'sorĉistino', een tovenares, legt de boekhandelaar uit in wiens winkel het boek tot haar kwam. De spreuken verschijnen pas als je ze nodig hebt. Dat blijkt. Vooral de truc waarbij mensen gaan stotteren als ze liegen terwijl Jula ze aanraakt is reuze handig bij het oplossen van het mysterie van de mislukte pannenkoeken en het geknoei met beslag en kostuums. 
Zoals past in zo'n gezellig doorsnee-verhaal loopt alles goed af. En naast de hoofdintrige spelen er nog enkele goed gedoseerde problemen tussen de viertal kinderen die de zaak oplossen, en ook hiervoor geldt dat het goed komt. Niks voor de doorgewinterde recensent, dit verhaal, maar het zal heus wel enthousiaste jonge lezers vinden. Het wordt vlot verteld, door een volstrekt kleurloze anonieme verteller, en er valt geen onvertogen woord.
De intrige zal ik verder niet uit de doeken doen.
 
Maar ik citeer het eind van het verhaal:
 
Ze sloeg het boek dicht, maar vlak voordat het dichtviel, dacht ze iets te zien.
Ze bladerde terug.
Ze had gelijk.
Er was een nieuwe sorĉi verschenen.
 
Well, als dat niet hint op een vervolg...  
 
Zoete baksels spelen een prettige rol in het verhaal. En het boek eindigt verrassend met de recepten daarvoor, zestien stuks, waaronder gebak uit andere verhalen, zoals lembasbrood (uit In de ban van de ring), whipple-scrumptious fudgemallow delight (Sjakie en de chocoladefabriek) en 'eet mij'-koekjes (Alice in Wonderland). Kijk, dat is redelijk origineel. De recepten zijn in de genoemde boeken overigens niet te vinden, enkel de namen, maar dat mag de pret niet drukken.
De auteur schreef in zijn dankwoord dat zijn leerlingen al die 'baksels' hebben uitgeprobeerd.
'Zij waren het er niet mee eens dat ik dit boek in het Nederlands schreef, maar toen ik hen vertelde dat die taal magisch is, begrepen ze het beter. Dit boek is voor hen.'

Er kan verwarring optreden met deze titel: op Nickelodean en Apple TV is een serie te zien met dezelfde titel, maar een andere intrige. Introtekst: 'Kelly, Hannah en Darbie vinden op zolder een mysterieus kookboek, het begin van een groot avontuur. Met ieder recept dat ze bereiden, ontsluiten de meiden een wereld vol magische ingrediënten en opwindende mogelijkheden.'
Deze serie is oorspronkelijk Amerikaans en heet onvertaald Just Add Magic.
 

Eden, Lucas. Een snufje magie. Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1633 4, 184 p. 

maandag 11 maart 2024

De wereldgeschiedenis in 100 drama'tjes

Het idee is dat van een canon, zoals de Canon van (de geschiedenis van) Nederland, of ouderwetser nog dat van de toverlantaarn met een reeks taferelen. Barbara De Munnynck (tekst) en Isabelle Geeraerts bieden niet minder dan Een kleine geschiedenis in 100 grote data, maar in plaats van data mag je gerust drama's of drama'tjes lezen, lekker smeuïg verteld. Van 'Min 4,6 miljard' ('Heb je een minuutje?'), over het ontstaan van onze planeet, tot 'Aan Greta's kant', over Greta Thunberg.
 
 
 
De honderd taferelen zijn verdeeld in tijdperken: 'Het prille begin' ('Voor min 3500'), 'De eerste beschavingen' (Min 3500 tot min 800'), 'De klassieke oudheid' ('Min 800 tot 496'), 'De Middeleeuwen' ('476 tot 1492'), 'De nieuwe tijd' ('1492 tot 1789'), 'De nieuwste tijd' ('1789 tot 1945') en 'Onze tijd' ('Na 1945', maar in feite tot 2018). Iedere periode begint met een grafisch overzicht en het is wel duidelijk dat hoe meer we 'onze tijd' naderen, hoe minder jaren er tussen de taferelen zitten. Springen we aanvankelijk nog met duizenden jaren, het worden er snel honderden en nog later tientallen of korter.
 
 
 
De meeste taferelen spelen zich af in Klein-Azië en Europa, maar er is aandacht voor de rest van de wereld. Bekijk bijvoorbeeld het rijtje taferelen van 'De eerste beschavingen':
   De Soemeriërs schrijven in spijkerschrift
   De Chinezen maken zijde
   Cheops bouwt een piramide
   Koning Hammoerabi schrijft een wetboek
   De Feniciërs verhandelen purper
   Farao Achnaton komt aan de macht
   Griekse soldaten belegeren Troje
   Koning Salomon bouwt een tempel in Jeruzalem
   Er is een nieuwe stad, Carthago.
 

 
We springen van 'min 3000' naar 'min 814'. Die minnen worden keurig uitgelegd op p. 86-87 in tafereel 27, 'Onze jaartelling begint'.

De tijd verstrijkt, of wij nu opletten of niet.
Elke geschiedschrijver moet zich dus afvragen: 'Wanneer begin ik de jaren te tellen?' De joden namen als vertrekpunt het ontstaan van de wereld volgens hun heilige boeken. De Romeinen telden vanaf de stichting van Rome. Vandaag gebruiken we nog een ander systeem.

En dat wordt vervolgens luchtig uitgelegd, met aandacht voor het feit dat jaartellingen altijd achteraf werden bedacht. Nog een citaatje:

Het gekke is: Jezus heeft dat nooit geweten. In de eerste maanden na zijn geboorte zei geen enkele geschiedschrijver: 'Geef eens een vers blad papyrus! We beginnen opnieuw.' Ze telden gewoon verder zoals ze dat gewend waren.
Had Christus een kids-ID gehad, dan had daar als geboortejaar 754 op gestaan. Jezus had er geen idee van dat wij dit later het eerste 'jaar van de Heer' zouden noemen.

Want dat was, volgens de auteur (en het klopt), een vondst van de monnik Dionysus Exiguus, 'in het jaar 525 (dat toen nog niet zo werd aangeduid)'. Verfrissend, deze relativering van jaren tellen.
 
Jezus komt ook in het volgende tafereel (28) voor, waarin hij sterft aan het kruis, en het Christendom duikt verder nog hier en daar op (bv. 44, 'Vladimir organiseert een massadoop in Kiev'), maar ook andere religies zijn vertegenwoordigd, naast het Jodendom (12, 'Koning Salon bouwt een tempel', waarin aandacht voor het salomonsoordeel) ook het Hindoeïsme (tafereel 34, 'Een heilig hindoeboek telt 1,8 miljoen woorden'), het Boeddhisme (tafereel 15, 'Boeddha bereikt de verlichting') en de Islam (taferelen 40 en 41, 'Mohammed trekt van Mekka naar Medina' en 'De emir van Cordoba bouwt een grote moskee').
 
Verrassende taferelen zijn ook 2 (min 3,2 miljoen, 'De mens loopt op twee benen', maak kennis met Lucy, zie onder), 21 (min 261, 'Keizer Asjoka bekeert zich na de Kalinga-oorlog'), 32, (250, 'De piramides in Teotihuacan zijn klaar'),  35 (449, 'Priskos van Panion ontmoet Attila de Hun'), 39 (532, 'Theodora onderdrukt de Nika-opstand'), 45 (1008, 'Murasaki Shikibu begint een dagboek'), 52 (1230, 'Als rotsen spreken; in Colorado wonen mensen in grotwoningen', waarin Cliff Palace het woord krijgt) en 78 (1821, 'Pratend papier; Sequoyah bedenkt een nieuw schriftsysteem').
Maar ook in het algemeen is de keuze al verrassend, neem bijvoorbeeld 'Onze tijd':
   Martin Luther King speecht in Washington ('Dromen met Rosa en Martin')
   De eerste mensen staan op de maan ('Buzz op de maan')
   De muur tussen Oost- en West-Berlijn verdwijnt ('Over de muur')
   Een schaakcomputer verslaat Gary Kasparov ('Muismat, schaakmat')
   Terroristen vallen de Verenigde Staten aan ('Het vierde vliegtuig')
   Greta Thunberg houdt een schoolstaking voor het klimaat ('Aan Greta's kant').
 
Uiteraard voorzien van jaartallen. Genoemde titels staan in de inhoudsopgave, maar de taferelen zelf krijgen vaak een andere, iets sprekender titel, enkele daarvan heb ik hierboven al geciteerd, in de opsomming tussen haakjes.
 
De taferelen zelf zijn voorzien van een kort intro in gekleurde letters en een tekst waarin sommige woorden geel gemarkeerd zijn. Een beetje vreemd, je zou verwachten dat die naar een woordenlijst verwijzen, maar dat doen ze niet. In de marge staat tegen een gele achtergrond dan nog wat uitleg. Ze zijn zeer leesbaar.
 
 
Grote vraag bij het beoordelen van zo'n boek is natuurlijk of alles klopt. Er is geen bronvermelding, maar steekproefsgewijs speuren op internet levert bevestiging op. Op één enkel punt, p. 41, is het jammer dat niet vermeld wordt dat niet alleen het Griekse en Latijnse alfabet afstammen van dat van de Feniciërs, maar ook het Arabische. Maar daarmee wordt de vermelding nog niet onjuist en afgaande op die steekproeven neem ik maar aan dat Barbara De Munnynck haar best heeft gedaan.
 


Geen bronvermelding achterin, geen register of woordenlijst, wél een originele handleiding om dit boek niet alleen chronologisch, van voor naar achter te lezen, maar ook per thema: 
   slavernij en burgerrechten
   de 5 wereldgodsdiensten
   het Romeinse Rijk (west en oost)
   de kruistochten
   kolonisatie, ontdekkingsreizen en onafhankelijkheidsstrijd
   de verlichting en mensenrechten
   vrouwenrechten
   de koude oorlog.

Verder nog een lijstje 'Meer lezen', twee pagina's over Barbara De Munnynck (en niets over Isabelle Geeraerts) en een invulformulier 'En nu is het aan jou!' dat ook op internet te vinden zou zijn - maar nu kennelijk nog niet.

Een erg mooi project, dit boek. Dat Noord-Nederlandse lezertjes (10+) zouden blijven haken bij typisch Zuid-Nederlandse (Belgische) woorden (opkuisen, gelukzak, straf als in straffe wind) en woordgroepen ('door zo'n details liet Caesar zich niet ontmoedigen') acht ik onwaarschijnlijk. Ze zijn niet talrijk.


De Munnynck, Barbara. Een kleine wereldgeschiedenis in 100 grote data. Illustraties Isabelle Geeraerts. Pelckmans Uitgevers, 2024. ISBN 978 94 6337 334 0, 288 p.



dinsdag 5 maart 2024

Aan alles komt een eind

is een veelgebruikte stoplap, hoewel we strikt genomen niet zeker weten of het klopt. Want zelfs al zou het heelal na het schier oneindig lijkende uitdijen weer krimpen tot nul, wie weet volgt er dan weer een nieuwe Grote Knal.
Dat er aan eeuwigheid een eind komt, is onvoorstelbaar. 
Dat er aan het leven op aarde een eind komt, is bijna onvoorstelbaar. Maar wel voorspeld. Niet door toedoen van homo sapiens, al lijkt die als woekersoort te streven naar onleefbaarheid, maar door een uitdijende zon, volgens de astronomen. Al over enkele miljarden jaren. Geen ontsnappen aan, ook niet voor de Elon-Muskianen op Mars.
Dat er aan mijn en jouw leven een eind komt, we weten het, we zien het bij anderen gebeuren, maar moeilijk voor te stellen blijft het. Daarom hebben mensen een leven na de dood bedacht, en een nirwana.
Dat er aan het leven van ons huisdier een eind komt, we weten het. Grafje in de tuin.
Dat er aan het leven van een mug een eind komt, zeer voorstelbaar. Pats.
 


Die ene kwal, turritopsis dohrnii, doet een poging tot eeuwig leven. Die is uit een poliep gegroeid en wordt weer poliep, en zo voort. Wellicht gedraagt het heelal zich ook zo. We weten het niet.
 
Dat van die kwal of poliep heb ik uit een op zijn minst origineel boek voor lezers van 8 (nou vooruit, 10) tot 80 jaar (en ouder), Het dierendoodboek van Stern Nijland. Het is haar debuut als auteur van non-fictie, na zes prentenboeken, en ze leverde zowel de tekst als de illustraties. De band toont overigens levende dieren - misschien ging het de uitgeverij te ver om die met dode dieren te tooien, zie bijvoorbeeld p. 20-21, waarvan hieronder een deel.
 



Maar het gaat onmiskenbaar over de dood van dieren, en niet op een sentimentele manier.
De inhoudsopgave geeft een idee: Het ecosysteem, Roof- en prooidieren & aaseters, Kannibalisme, Verdediging, Transformatie, Opoffering, Emoties (waaronder rouw), Uitsterving, Onnatuurlijke dood (want door de mens), Na de dood (o.a. taxidermie), Dodelijke extra's (met op p. 84 die kwal) en Woordenlijst. Deze items dan weer onderverdeeld, onder 'Onnatuurlijke dood' bijvoorbeeld De mens, Veeteelt, Massagraf, Eendagskuiken, Intensieve visserij, Rampspoed en plasticsoep, Aangespoeld en Proefdierendood. Wie na dit hoofdstuk niet tenminste neigt naar vegetariërschap moet wel totaal ongevoelig zijn.
 


De stijl is helder genoeg voor tienjarigen met normale leesvaardigheid. Hier de inleiding:

In het dierenrijk is de dood heel natuurlijk en doodnormaal. 
Eten en gegeten worden, daar gaat het om. Elk dier is voedsel voor een ander, dat is de voedselketen. Dood doet leven.
In dit boek komen allerlei natuurlijke aspecten van dierendood aan bod.
We kijken bijvoorbeeld naar hoe dieren jagen en roven, hoe ze andere diersoorten doden en opeten - soms zelfs hun eigen soortgenoten. Dieren hebben ook manieren om zich te verdedigen tegen de dood, door te vechten, te vluchten of juist heel slim te zijn.
In dit boek lees je over zelfverdediging, schijndood, camouflage, uitsterving en transformatie. En je leert hoe dieren omgaan met de dood. Kunnen ze daarbij emoties ervaren? Kunnen dieren rouwen? Of wraak nemen?
Dan heb je nog de mens, ook een zoogdier. Die is vaak verantwoordelijk voor een onnatuurlijke dierendood.

Dat laatste is strikt gezien onjuist als je het 'zoogdier mens' tot de natuur rekent. Want dan zouden al die miljoenen eendagskuikens toch een natuurlijke dood sterven. Maar ja, de mens is wel een bijzonder dier, in staat om er naast de natuur nog een cultuur op na te houden. De mens denkt zich buiten of boven de natuur te kunnen stellen, de dieren zijn natuur.
Ook eten dieren natuurlijk geen diersoorten, maar andere dieren, doorgaans van een andere soort. Kleinigheid. Dieren eten trouwens ook planten, en gelukkig komen die in 'Het ecosysteem' voor, fraai afgebeeld. Sowieso verdient Stern een pluim voor de illustraties.
Verder is die inleiding zeer begrijpelijk, zonder koeterwaals of bombast, en dat geldt ook voor de overige tekst.
Heel af en toe zal een ongeoefend lezer een woord moeten opzoeken, zoals herbivoren (p. 10), en verder hoop ik maar dat de tienjarige lezer vermoedt hoe paren ongeveer in zijn werk gaat. Bij het zoogdier mens vast anders als bij de bidsprinkhaan (p. 22). En paren staat niet in de woordenlijst achterin. Herbivoor wel.
 

 
Dat de tekst hier en daar aan teleologie lijdt, ach, we kijken er niet meer van op, het is de meeste mensen eigen. Het is makkelijker vertellen dat woestijnvossen (fenneks) heel grote oren hebben 'om hun prooi op grote afstand te kunnen horen' (p. 11) dan dat van al die woestijnvosjes en voorgangers in duizenden jaren tijd juist die met heel grote oren overleefden. Misschien doordat ze beter konden horen, misschien doordat de dames die oren bij de heren aantrekkelijk zijn gaan vinden, dat weten we niet. Wel dat er veel dieren zijn met minder opvallende oren die ook heel goed kunnen horen.
Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de geelgouden gifkikker op p. 19, die opvallende kleuren heeft 'om vijanden af te schrikken: pas op, ik ben giftig!' En voor de hoornaarvlinder op p. 34 en de verpoppung van rupsen op p. 36 enzovoort.
Buitengewoon zorgvuldig is dan weer de beschrijving van rouw bij (bijvoorbeeld) olifanten. Citaat:

Hoewel het natuurlijk nooit helemaal na te gaan is hoe een dier zich voelt of wat een dier beleeft, is er veel over emoties bij dieren nagedacht, geschreven en onderzocht. De vraag is: weten dieren wat de dood is? We zien dat ook in de dierenwereld verlies wordt ervaren, alsof dieren ook rouwen. Dat ze niet tegen ons kunnen spreken, of kunnen huilen, betekent niet dat dieren geen gevoel ervaren. We moeten als mens dus in elk geval rekening houden met de mogelijkheid dat dieren iets voelen en dat ze dus ook kunnen rouwen.
 
En dan gaat dit over (mogelijk) rouwende olifanten. Niet over varkens op weg naar de slachterij. (Zie over slachterij het boek Blösch, vertaald als Koe, van Beat Sterchi. Niet aan te raden voor jongere lezers.) 
 
Het is allemaal interessant genoeg om door te blijven lezen.
 
Stern heeft bij deze tekst prachtige illustraties gemaakt. Levensecht, dus in een heel andere stijl dan die in haar prentenboeken. Ze staan vooral bij de vele 'weetjes', die ze als een soort tekstballonnetjes over de pagina's heeft gestrooid. Ze gaan over dieren en doorgaans trefzeker over de dieren die in de hoofdtekst worden genoemd, zoals de quagga en de microraptor op p. 56-57 en de roodbuikeekhoorn en kauw op p. 38-39. 
 


Verrassend, zo'n boek, en dan juist van deze auteur-illustrator-kunstenaar. Van mij mag ze er meer maken.
 
 

Nijland, Stern. Het dierendoodboek. Lemniscaat, 2024. 88 p., ISBN 978 90 477 1588 7.


vrijdag 1 maart 2024

75 jaar rondvaren in een oude boot

Een mooi cadeau voor wie terugverlangt naar een Nederland dat nooit bestond: De schippers van de Kameleon, jubileumeditie. Verschijnt deze zomer, belooft Kluitman.
Uitgeverij Kluitman laat niet onopgemerkt voorbijgaan dat 75 jaar geleden het eerste boek verscheen van wat een enorme hit bleek te worden: de Kameleon-serie. De eerste 60 verhalen schreef Hotze de Roos. Daarna schreef eerst Kluitman-uitgever Piero Stanco er nog drie en vervolgens werden andere auteurs ingeschakeld om de melkkoe nog even op haar poten te houden. Zie voor een preciezer overzicht het gelukkig tamelijk zakelijke Wikipedia-artikel over de reeks.
Bij 50 jaar bestaan verscheen er al een soort omnibus, 50 jaar Kameleon, hoe het het 25-jarig bestaan werd gevierd weet ik niet. 100 jaar Kameleon zal ik, vrees ik, niet meer meemaken.

Al die tijd varen 'Sietse en Hielke, de belhamels van de dorpssmid' (de titel die Hotze voor zijn debuut had bedacht) in hun oude boot door de wateren rond 'het dorp', later 'Lenten', en ze beleven zoals dat heet 'allerlei avonturen', die altijd goed aflopen, ze moesten immers in het volgende boek weer het water op. Ze roken niet, drinken niet, vloeken niet, gamen niet, tiktokken niet, groeien niet, maken nauwelijks ruzie, hebben geen belangstelling voor meisjes (anders dan in de film), laat staan jongens en seks, thuis is een veilig nest en hun kleding gaat, ondanks een tussentijdse wisseling, al erg lang mee. Nee, niet blauwgeruit, gewoon blauw. Rakkers, dat is het mooie, maar erg ouderwetse woord.
 
Wie weet zijn er nog (of weer) kopers voor deze schier eindeloos gerecyclede verhalen.


donderdag 29 februari 2024

Mestkeverdag

Kevers die een kookwedstrijd organiseren, het is je reinste antropomorfisme. Maar in verhalen kan alles, als het maar op een andere manier klopt, en dus houden de kevers in Heel Keverburg kookt zo'n wedstrijd, ieder jaar. Het was alleen sneu dat één familie nooit won: de mestkevers. 'Poep op een bedje van poep', dat ging er niet in bij de opeenvolgende jury's.
Tot een wijze oude mestkever iets verzon.
 

 
Weer werd het poep, zelfs een hele hoop, maar nu aten alle mestkeverlarven zich voor de ogen van alle deelnemers ongans en

Ze schrokten en ze schransten tot er geen kruimel poep meer over was.
'We barsten!' zeiden ze. 'We barsten helemaal uit elkaar!'
Heel Keverburg keek toe hoe alle mestkeverlarven tegelijkertijd uit elkaar ploften.
En heel Keverberg zag hoe er daarna schitterende, glanzende, gloednieuwe gelakte mestkevers tevoorschijn kwamen.
Het gonzen stopte, want Keverburg was sprakeloos.

Deze keer vielen de mestkevers in de prijzen. En voortaan heette Keverburg op de wedstrijddag Mestkeverburg.

Dit verhaal bevat geen moeilijke woorden, heeft een eenvoudige, duidelijke opbouw en laat zich daardoor uitstekend voorlezen, terwijl de beoogde genieters van vier en ouder zich vergapen aan de kleurige platen. Vooral die waarop zwarte kevers uit witte poppen komen gekropen zal in de smaak vallen. Het idee om louter poep te eten, wie weet wat dat wakker roept bij kleuters. En zo'n tekst als

De bidsprinkhaan had zoals ieder jaar haar eigen man weer eens lekker gebakken en gestoofd in zijn eigen jus.

doet het vast ook goed. En toont goed schrijfvakmanschap.
 


Dat er zo snel kevers uit larven komen, is ietwat bezijden de wereldse werkelijkheid, maar de mestkeverlarven hebben wel die typische oranje snuiten en in het algemeen zijn de insecten redelijk getrouw afgebeeld. Ze houden dan wel een wedstrijd en er staan feestelijke kaarsen op de gedekte tafels, maar ze hebben geen schortjes om en vooral, gelukkig, geen Disney-oogjes, al draagt ergens een mestkever nog wel een vork en vliegen er wespen met suikerhartjes rond.
 
Bibi Dumon Tak en Geertje Aalders hebben mooi werk afgeleverd.
Fijne voorkant ook, met die ene glimmende kever.
 

Dumon Tak, Bibi, en Geertje Aalders. Heel Keverburg kookt. Gottmer, 2023. ISBN 798 90 257 7238 3, 18 p.